Er is een duidelijk verschil tussen de taal die je thuis gebruikt en de taal die op school gebruikt wordt
-> Vaktaalwoorden
Kenmerken van schooltaal
-> Abstracte begrippen die de leerlingen moeten kennen om onderwijs te kunnen volgen (vb oorzaak, gevolg).
Inhoudswoorden -> duidelijke betekenis
Functiewoorden -> talige relatie weergeeft
Signaalwoorden-> relaties in de tekst
Het verschil tussen de taal die thuis gebruik wordt en de taal op school gebruikt wordt=
Dagelijks algemeen taalgebruik
D A T
Cognitieve academisch taalgebruik
C A T
Het is belangrijk dat je bij het woordenschatonderwijs aansluit bij het niveau dat het kind heeft in de omgevingstaal (DAT)
De beheersing van de omgangstaal moet eerst voldoende ontwikkeld zijn voor je een beroep kunt doen op de cognitieve abstracte taalvaardigheid.
In het onderwijs moeten zowel de receptieve als de productieve woordenschat worden ontwikkeld.
Receptieve woordenschat -> Productieve woordenschat